Afschrijvingen zijn waardeverminderingen. Je brengt dan boekhoudkundig de waardedaling van een bedrijfsmiddel tot uitdrukking. Dit gaat dan om de waardedaling in een bepaalde periode.
De afschrijving wordt toegepast omdat op die manier de slijtage aan het bedrijfsmiddel kan worden toegekend. Er zijn vele manieren van afschrijven: Hieronder worden er 2 toegelicht.
Linear
Stel dat een bedrijf een bedrijfswagen koopt voor €10.000. Deze bedrijfswagen gaat 5 jaar mee, en is vervolgens niks meer waard. De jaarlijkse afschrijving bedraagt dan €10.000 / 5 jaar = €2.000. Na een jaar gebruik te hebben gemaakt van de bedrijfswagen is deze dus nog €8.000 waard. Na twee jaar gebruik te hebben gemaakt van de bedrijfswagen is deze dus nog €6.000 waard.
Linear tot restwaarde
Het kan ook zo zijn dat dezelfde bedrijfswagen gekocht wordt, maar dat deze na 5 jaar nog €1.500 waard is. De jaarlijkse afschrijving bedraagt dan €10.000 – €1.500 / 5 jaar = €1.700. Na een jaar gebruik te hebben gemaakt van de bedrijfswagen is deze dus nog €8.300 waard. Na twee jaar gebruik te hebben gemaakt van de bedrijfswagen is deze dus nog €6.600 waard.
Als je weet dat je bedrijfswagen over vijf jaar niks meer waard is, of nog een bepaald bedrag en als je ook weet dat je tegen die tijd een nieuwe bedrijfswagen nodig heeft, dan is het verstandig om alvast geld apart te zetten voor deze aankoop.
Afschrijvingen worden als bedrag uitgedrukt dat je van de opbrengsten van je bedrijf af moet trekken. Deze afschrijvingen hebben dus een directe invloed op de winst of op het verlies van je bedrijf.
Er is wel een voorwaarde aan afschrijven op vastgoed. De boekwaarde van je bedrijfspand mag niet afnemen tot de helft van de WOZ waarde.