Rekeningstelsel

Het rekeningstelsel wordt ook wel een genormaliseerd rekeningstel genoemd. In België is dit rekeningstelsel een wettelijk voorgeschreven rekeningenschema. Dit schema wordt gebruikt om gegevens van de boekhouding in te voeren van een onderneming.

Het rekeningstelsel komt voort uit de wetgeving op de jaarrekening. Deze wetgeving streeft naar eenvormigheid en leesbaarheid van de jaarrekening.

Rekeningstelsel vanaf januari 2006

Vanaf 1 januari 2006 zijn er wijzigingen ingevoerd voor de vereniging zonder winstoogmerk (afgekort als VZW). Dit kan ook worden omschreven als een Belgisch rechtspersoon. Het gaat hierbij om een nieuwe boekhoudwetgeving. Hierbij is een eigen minimum genormaliseerd rekeningstelsel opgelegd.

Er is een groot verschil als dit nieuwe rekeningstelsel wordt vergeleken met het klassieke rekeningensysteem. Het gaat om de invoering van een nieuwe categorie bij de opbrengsten. **73 Lidgelden, legaten en subsidies zijn een nieuw onderdeel van het nieuwe rekeningstel, maar ook **753 kapitaal– en interestsubsidies zijn hierbij een verandering want deze zijn nu afgeschaft.

Het systeem heeft een standaard indeling die voor een gewone onderneming gebruikt kan worden.

Het schema van het rekeningstelsel

Als er gekeken wordt naar het rekeningstelsel dan gaat het over een schema, dit schema is verdeeld in acht hoofdrubrieken, ook wel klassen genoemd. Deze worden ook weer onderverdeeld in subklassen.

De acht hoofdrubrieken zijn als volgt:

  • Eigen vermogen, voorzieningen voor risico’s, kosten en schulden
  • Oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen
  • Voorraden en bestellingen in uitvoering
  • Vorderingen en schulden
  • Geldbeleggingen en liquide middelen
  • Kosten
  • Opbrengsten
  • Niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen

Deze hoofdrubrieken worden weer onderverdeeld in een aantal subklassen. Er zou bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar klasse 7, hierbij staan de opbrengsten centraal.

Er kan dan worden gekeken naar de omzet, de wijzigingen in de voorraden en in de bestellingen in uitvoering, de geactiveerde interne productie, de andere bedrijfsopbrengsten, de financiële opbrengsten, de uitzonderlijke opbrengsten, de terugname van fiscale voorzieningen, de resultaatverwerking en de onttrekkingen aan de uitgestelde belastingen.